Wat zal ik lezen?

Mijn nachtkastje ligt bedolven onder Mulisch en consorten. Ik heb overal in huis boeken die ik nog lezen wil. Een gedichtenbundel van een vriendin. Boeken over dichten. Boeken over proza. ‘Een toon die in de stilte zoemt’ van de Turing gedichtenwedstrijd. ‘De gevleugelde’ van Japin. ‘De ontdekking van de hemel’ van Mulisch. ‘Ijsland’ van Giphart. ‘Aan het werk’ van diverse korte verhalen schrijvers en dichters. ‘Als op een winternacht een reiziger’ van Italo Calvino. En nog veel meer. Toch kan ik het niet laten om ook iets van Robbert Welagen en Thomas Verbogt te bestellen. Immers, ik kreeg complimenten van ze, bij de prijsuitreiking van Oska en toen ik om feedback vroeg. Nu ben ik benieuwd hoe zij schrijven. Als ik om me heen kijk, vraag ik me af welk boek ik als eerste uit zal lezen. Overal lees ik, bij de tandarts, in de bus, in de tuin. Ik lees ook nog filosofie, dat doe ik voor ons filosofieclubje. Deze keer ben ik aan de beurt de les voor te bereiden. Dit betekent dat ik al die andere boeken aan de kant moet leggen. En ik moet bekennen: ik lees langzaam.

Bestemming bereikt

Als een verhaal gepubliceerd is, heeft het diens bestemming bereikt. Ik had een ongepubliceerd monoloog, althans, zonder publicatie op de proefleessectie van Schrijven Online mee te rekenen, die wachtte op een bestemming. Een oproep vroeg om een monoloog voor een auditie, dus ik stuurde mijn monoloog op. Ik wist dat het gebruikelijk is bij toneel dat teksten ingekort of bewerkt worden. Dus ik gaf meteen toestemming mijn monoloog in te korten. Een paar weken verstreken. Gisteren kreeg ik een mail: de schrijfvriendin / actrice heeft de rol gekregen, met mijn monoloog van een stuiterbal. Ze heeft de tekst wel flink ingekort. De regisseur zei dat de monoloog zeer geschikt was omdat er meerdere emoties mee getoond kunnen worden.

Zo zie je maar, een kort verhaal kent meerdere bestemmingen.

Hoe dichten bij het schrijven helpt

Op dit moment lees ik ‘Gedichten doe je zo’ van Yke Schotanus. Eerder schreef ik al dat gedichten kunnen helpen bij het schrijven van korte verhalen. Nu ik wat verder in het boek ben, zie ik technieken die je kunt toepassen in een verhaal. Minder op woordniveau, meer op plotniveau. Bijvoorbeeld kontrasterende woorden opschrijven en daarmee werken kun je verwerken tot een plot. Als je doorhebt hoe iets werkt in een gedicht, kun je daar gebruik van maken in een verhaal. Het helpt om iets creatiever te zijn en minder standaard te schrijven. Als kind was ik dan ook meer gecharmeerd van gedichten dan van verhalen. Het ontcijferen was daar debet aan, ook het speelse van een dichtzin. Dat de regels opeens verruimd waren intrigeerde me en spoorde me aan tot spelen met taal. Buiten dat was ik woensdagmiddag vaak plat op mijn buik liggend met mijn neus in een woordenboek te vinden. Ik was op ontdekkingsreis naar nieuwe woorden en vooral de onderliggende ideeën. Ik verbaasde me dat een woord een ander idee in kon houden in de ene taal of de andere, dat woorden in het Frans een ander geslacht kunnen hebben dan in het Nederlands. Dat de klanken in de ene taal hard zijn en in de andere zacht. Ik verzon eigen theoriën hoe dat zo kon zijn. Toch kwam het niet in me op iets met taal te doen na mijn eindexamen. Nu is het voordeel dat ik eclectisch kan struinen door de letterkunde en nog steeds mijn eigen ideeën kan vormen.

Wauw!

‘Wauw!’ zegt mijn proeflezeres. Nu wil ik mijn tekst nog meer aanscherpen, omdat hij al een wauw uitlokt. Ik wil hem perfect hebben. Welk woord is nog onduidelijk? Welk woord staat scheef? En juist bij dit schilderij passen scheve en vage woorden. Het is een meedogenloos zelfbeeld. Een beeld dat zich niet verstopt achter gladde lijnen, achter opsmuk. Een beeld van iemand die haar binnenste durft te tonen. Misschien als we praten, krijgen we ruzie. Misschien is ze wat hard. Botsen onze politieke ideeën. Toch heeft haar zelfportret iets kwetsbaars van iemand die zijn eigen lelijkheid maar al te goed kent. Dat is eerlijk. Ik wacht nog even, en dan stuur ik ook deze zaaltekst in. Spannend. Ik hoop dat hij in museum De Pont in Tilburg komt te hangen. Wie weet durft iemand mij te zeggen wat mijn tekst met hem of haar doet.

Niets hoeven schrijven

Het is heerlijk als je veel schrijft om eens niets te hoeven schrijven. Hoewel? Ik schreef toch en had plezier. Niet omdat het moest, maar omdat de opdracht mij inspireerde. Het waren ook korte teksten en je mocht heel persoonlijk zijn. Dat was zelfs gewenst. In mijn straatje dus. Ik stond in een groene ruimte met tijlen om me heen en was blij dat ik een schrijfboekje in mijn handen had en geen plastic bord met vel. Mijn pen stond niet stil, ik proefde de ruimte. Soms verstoord door een museumbezoeker. Pas bijna een week later herlas ik wat ik schreef. Bijna alles was bruikbaar. Ik heb een paar dingen geschrapt en de rest laten staan. Ik stuurde het ter proeflezing en kreeg lovende woorden terug. Het ligt me goed over kunstwerken te schrijven. Misschien omdat ik als kind altijd al meer voelde bij kunst dan bij pretparken. Dit is nog steeds het geval. Als ik kunst zie stromen de woorden in mijn hoofd, de ideeën. Dan is opschrijven geen grote stap.

Schrijfwedstrijd Ambilicious

Sympathieke wedstrijd waarbij de titels van 3 boeken thema zijn. Kies uit de 3 titels één als titel voor je verhaal:

Wegversperring

De verzamelaar

Rosa Maris

De drie boeken zijn respectievelijk geschreven door de auteurs: Terrence Lauerhohn, Diana van Hal en Jacqueline Servais. Schrijf het verhaal in max 500 woorden. Meer informatie vind je op de facebookpagina.

workshop me@depont

Gisteren was ik naar de workshop zaaltekst schrijven die gegeven werd bij de schrijfwedstrijd van het museum de Pont in samenwerking met Tilt (Tilt is het grootste literatuurfestival van het Zuiden). We kregen 8 tips voor we in een halfuur mochten schrijven over liefst drie kunstwerken. Met mijn schrijfboekje deed ik drie kunstwerken aan. Het eerste was indrukwekkend, samengesteld uit foto’s van zwarte Afrikaanse mannen. Ik vond het moeilijk te schrijven wat het in me opriep. Ik merkte dat ik er meer tijd voor nodig had om hierover te reflecteren, ik gaf deze keuze op. Bij een volgend kunstwerk kreeg ik onmiddelijk beelden, gedachten. Terwijl ik schreef kwamen plechtige museumgangers behoedzaam om mij heen lopen. Een derde werk was bescheiden maar door het onderwerp had ik er meteen affiniteit mee. Een plek om handen te wassen. Het mooiste wat ik schreef was daarover, vond ik.

Voor de workshop moest ik acht uur reizen en op het ijskoude Centraal in Utrecht staan. Ik heb het ervoor over gehad. Bij terugkomst bleek juist deze dag mijn oma (101 jaar oud, mijn heldin) te zijn overleden in de Provence, Frankrijk.