Vanavond kreeg ik de e-mail dat mijn gedicht met nog geheim te houden titel is geselecteerd voor de top 100. Dit kwam onverwacht omdat het een wat traditioneler gedicht is dan ik meestal inzend. Fijn is dan dat het gedicht in een bundel wordt gepubliceerd en dat je uitgenodigd wordt voor de uitreiking waar ik hoop mijn vrienden weer eens te spreken die ook in deze top 100 staan. Ach, alle dichters zijn mijn vrienden, hoop ik.
Een aantal dichters die ik ken schrijven goede gedichten maar breken alsmaar niet door en dat vind ik jammer. De een omdat hij of zij een zeer eigen stijl heeft. De ander omdat hij of zij prachtige gedichten schrijft maar meer voor een breed publiek. Een derde categorie is van dichters die er bijna zijn. Een vierde van dichters die de ene keer in de roos schieten en de andere keer niet. Ik behoor tot de laatste.
De originaliteit of schrijfstijl die ik zie winnen, maken de winnende gedichten bijzonder goed maar een leesuitdaging waar je enige oefening voor hebben moet. Daarom ziet men vaak niet wat er zo bijzonder aan is. Ik zie dat bijna altijd wel maar een enkele keer is een gedicht ook voor mij te hoog gegrepen. Dan herlees ik het een paar keer om het te doorgronden. Ineens valt het kwartje dan en begrijp ik de vondst. Er zelf een schrijven is werkelijk iets anders dan kwaliteit bij een ander zien. Bij het schrijven kan een oog voor kwaliteit je in eerste instantie in de weg zitten, waardoor je alles afkeurt wat je bedenkt. Dat zet je opzij en je schrijft en bedenkt tot je zo geoefend bent dat je tegelijk kunt bedenken en bekritiseren.